Baktips

Omrekentabel bakvormen

Vaak gebruik ik voor mijn taarten een kleine bakvorm met bijvoorbeeld een diameter van 16 cm. Ik vind het erg leuk om te experimenteren met verschillende recepten, maar zie het niet zitten om elke week een grote taart op te moeten eten. Natuurlijk heb ik genoeg mensen die me daarmee willen helpen, maar toch maak ik liever kleine taartjes. Als het recept dan ook achteraf niet zo lekker blijft te zijn, zit ik ook niet met een overschot aan baksel die eigenlijk niet zo lekker is. Dat vind ik namelijk zonde van alle ingrediënten die ik gebruikt heb.

Nou kan ik me best voorstellen dat je toch een grotere bakvorm wil gebruiken voor het maken van een taart. De maten van verschillende bakvormen kun je eenvoudig omrekenen. Hieronder zal ik een voorbeeld geven voor de berekening van een kleinere bakvorm naar een grotere bakvorm.

Stel je wil deze bounty taart maken. Voor dit recept heb ik een ronde bakvorm met een diameter van 16 cm gebruikt. Maar wat nou als je liever een ronde bakvorm met een diameter van 26 cm wil gebruiken voor deze taart?

Allereerst bereken je de oppervlakte van beide vormen. De formule voor het berekenen van de oppervlakte voor een ronde vorm is: π * straal * straal

  • De diameter van een bakvorm is bij aankoop vaak aangegeven. Koop je een springvorm van 26 cm, dan is de diameter ook 26 cm. De diameter wordt aangegeven met het teken ø. Je kunt dit natuurlijk ook eenvoudig zelf opmeten door met een liniaal de doorsnede van de bakvorm op te meten.
  • Aan de hand van de diameter je de straal berekenen. De straal is de helft van je diameter. Als je een springvorm van 26 cm hebt, is de straal dus (26/2) = 13 cm. Als je een springvorm van 16 cm hebt is de straal dus (16/2) = 8 cm.

Je kunt nu dus de oppervlakte berekenen:

  • De oppervlakte van de bakvorm met een diameter van 16 cm = π * 8 * 8 = 201,06 cm2
  • De oppervlakte van de bakvorm met een diameter van 26 cm = π * 13 * 13 = 530,93 cm2

Let op! Het π-teken is te vinden op je rekenmachine. In plaats van dit teken kun je ook ‘3,1’ als getal gebruiken.

Je hebt nu dus de oppervlaktes van beide bakvormen. Je gaat nu het verschil en de verhouding van beide oppervlaktes berekenen. Doe dit door de oppervlakte van de kleine bakvorm (16 cm) door de oppervlakte van de grote bakvorm te delen (26 cm): 530,93 / 201,06 = 2,64

Je kunt de hoeveelheid van de ingrediënten nú om gaan rekenen. Het verschil tussen de kleine en de grote bakvorm is 2,64, dus als je de hoeveelheid ingrediënten vermenigvuldigt met 2,64 krijg je de juiste hoeveelheid ingrediënten voor een springvorm met een diameter van 26 cm. Teruggaande naar de bounty taart recept betekent dit dus dat je 150 * 2,64 = 396 gram zoete aardappel nodig hebt.

Andersom kan dit natuurlijk ook! Wil je van een grote springvorm (in dit geval een springvorm met een diameter van 26 cm) naar een kleinere springvorm (in dit geval een springvorm van 16 cm)? Dan doe je bovenstaande berekening en deel je nu door 2.64. Kijk maar; we hadden net betekend dat je voor de bounty taart met een diameter van 26 cm 396 gram zoete aardappel nodig hebt. Als je van de bakvorm van 26 cm weer terug wil gaan naar een bakvorm van 16 cm doe je 396 / 2,64 = 150 gram zoete aardappel. Je ziet dus aan de hand van deze berekening dat het klopt!

Nou begrijp ik dat niet iedereen op deze berekeningen zit te wachten voordat ‘ie aan het bakken gaat. Hieronder staat dus een tabel waarin de vermenigvuldingsfactor van verschillende veelvoorkomende bakvormen is weergegeven. Aan de linkerkant staat de diameter van de bakvorm uit het recept, aan de bovenkant staat de diameter van de bakvorm die je zelf wil gaan gebruiken. 

Voorbeelden aan de hand van de tabel:
Stel je wilt een recept maken waarin gebruik gemaakt wordt van een bakvorm met een diameter van 16 cm, terwijl je zelf een bakvorm met een diameter van 28 cm wil gebruiken. De waardes in de tabel geven de factor aan waarmee je moet vermenigvuldigen. In dit geval moet je de ingrediënten vanuit het recept dus vermenigvuldigen met 3,06.

Stel je wilt een recept maken waarin gebruik gemaakt wordt van een bakvorm met een diameter van 28 cm, terwijl je zelf een veel kleine bakvorm met en diameter van 16 cm wil gebruiken. In dit geval moet je de ingrediënten vermenigvuldigen met een factor 0,33.

Kom je er niet uit? Dan hoop ik dat je even geduld hebt en niet al van plan was om te gaan bakken. Laat een reactie hieronder achter en dan help ik je zo snel mogelijk!

Reacties

  1. Bedankt voor de fijne uitleg van de berekening! Tabellen genoeg, maar die zijn niet altijd kloppend voor wat je wil. Ik ga nu ook zeker vaker kleinere taarten bakken als probeersel!

  2. Ik wil een taartvorm bestellen. Deze lopen naar boven toe altijd een beetje breder uit. Meet ik dan de diameter van de bodem? Of van de bovenkant? Alvast bedankt…

  3. Hallo,
    Kun je ook van vierkant naar rond omrekenen? Ik had al bedacht dat je dan kunt kijken naar wat de inhoud is, maar misschien is er nog een manier?
    Groetjes, Susanne

  4. Ik wil graag voor mijn kleinzoon een klein cakje bakken. Nu heb ik een blik van 16 cm. rond en 4 cm hoog. Mijn dochter mag geen zoetigheid en een cake van 24 cm is te groot. Nu lijkt het mij erg leuk mijn kleinzoon Joep te verrassen met een klein exemplaar maar ik weet de verhoudingen niet.
    Kunt u mij de verhoudingen mailen. U bij voorbaat dankend

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.